2

Leerlijn

De auteurs en de uitgeverij hebben erover gewaakt dat er in de vijf beschikbare delen van Passages een inhoudelijke en didactische continuïteit aanwezig is. Elk deel bouwt voort op het vorige.

Die uit zich op verschillende vlakken, zowel naar vorm als naar inhoudelijke keuzes:

 

- De lay-out houdt rekening met de doelpubliek. Zo zijn de pagina's in de handboeken voor de tweede graad 'rustiger': er is meer witruimte tussen de regels, er is gekozen voor een groter lettertype, de marges zijn ruimer.

 

- Ook de taal is aangepast aan het cognitieve niveau van de leerlingen. Dat betekent voor de tweede graad in de eerste plaats dat het taalgebruik eenvoudiger is: kortere zinnen, kortere paragrafen, kortere hoofdstukken, en ook minder abstract – bewust minder ‘beeldende’ taal dus.

 

- Uiteraard is de inhoud afgestemd op de doelgroep. Daarom worden onderwerpen in de tweede graad minder abstract behandeld. Denk daarbij aan onderwerpen als centralisatie van de macht of volksvertegenwoordiging, maar ook aan economische thema's als vrijemarkteconomie en wereldhandel, en aan geloof. De uitleg in de tweede graad is basic: geen overbodige info, niet te veel details en expliciet stapsgewijs (een goed voorbeeld daarvan is hoofdstuk 5 uit het thema Arbeid in De middeleeuwen). In de derde graad worden meer nuances aangebracht, worden leerlingen meer uitgedaagd om zelf na te denken over de impact van ontwikkelingen binnen die thema's.

Enkele voorbeelden:

* economische evoluties: lijn van Arbeid 5 (ME), naar Arbeid 4 (NT), Arbeid 1 (19e eeuw), Arbeid 1 (IB) en Arbeid 2 (na WOII);

* staatsmacht: lijn van Volk & Macht 4 (ME), naar Volk & Macht 1, 2, 3 (NT), Volk & Natie 1, 5 (19e eeuw) en Volk & Natie 1 (na WOII);

* macht voor het volk: lijn van Arbeid 6 (ME), Volk & Macht 3 (NT), Individu 3 en Volk & Natie 4 (19e eeuw), Volk & Natie 3 (IB).

Terwijl er in de tweede graad snel naar de kern van de zaak gegaan wordt, zonder of met weinig 'omwegen', is er in de derde graad meer aandacht voor andersdenkenden, voor reacties op bepaalde ontwikkelingen, voor zoektochten naar alternatieven ... Op die manier leren leerlingen dat er aan ieder verhaal meer dan één kant is. Naar dat inzicht wordt toe gewerkt, want uiteraard is er ook al wel aandacht voor protest en kritiek in de tweede graad (bv. het hoofdstuk over de zoektocht naar alternatieven voor koninklijke macht in De nieuwe tijd).

 

- De onderzoeken voor de tweede graad zijn lichter. Hun omvang is beperkter – 1 concreet thema, doorgaans beperkt in tijd en plaats (bv. tulpengekte of Lodewijk XIV). Af en toe zijn de onderwerpen toch omvattender – over langere tijdsperiode of 'in heel Europa' – maar dan gaat het over merkelijk eenvoudigere of concretere kwesties (bv. gotiek of landschap). Zowel in De middeleeuwen als in De nieuwe tijd zit één complexer onderzoek, als opstap naar derde graad: Wetenschap in Oost en West (De middeleeuwen) en De uitvinding van de ‘indiaan’ (De nieuwe tijd).

De onderzoeken in de boeken voor de derde graad zijn doorgaans complexer in haast alle opzichten: omvattender en abstracter. Al zitten er ook lichtere onderwerpen tussen (bv. De Belgische restaurantcultuur). De grotere moeilijkheidsgraad wordt gecompenseerd doordat het steevast gaat over ‘leuke’ onderwerpen (bv. seksuele revolutie) of hete hangijzers (Lumumba, Turkse natiestaat, genetische modificatie). Linken met de actualiteit zijn snel gemaakt en op die manier valt de grotere abstractie goed te dragen.

 

- De didactische ondersteuning ten slotte is in de tweede graad een stuk explicieter. Voor de leerlingen is er telkens een tijdbalk in het boek; voor de leerkrachten (maar uiteraard uiteindelijk ook voor de leerlingen) staan er schema’s van elk hoofdstuk op de website. Via de webtool Mijn Passages kan er bovendien perfect gedifferentieerd worden tussen en zelfs binnen de twee graden.